Kees Bakker, Van Gyula naar Debrecen (2002). Bron: www.keesbakker.com

Van Gyula naar Debrecen

door Kees Bakker

Vanuit Gyula rijdt u in noordelijke richting naar Sarkad. In dit dorp staat een 17de-eeuwse hervormde kerk. Van Sarkad gaat u naar Okány. In Okány gaat u linksaf naar Vésztő.
Vanuit Vésztő rijdt u via Kótpuszta naar Komádi en vandaar naar Furta. In Furta gaat u linksaf naar Zsáka. Zsáka is een van de dorpen in dit gebied met een belangrijke Roemeense bevolkingsgroep. De Roemenen hebben een eigen kerk, die op het eind van de 18de eeuw werd gebouwd. In Zsáka gaat u rechtsaf naar Bakonszeg.
Bakonszeg is een door en door Hongaars dorp. In de middeleeuwen waren het eigenlijk twee dorpjes. Die oeroude stukjes Bakonszeg liggen nu ter weerszijden van het dorp. Het stuk ertussen werd later bebouwd. In het stratenplan is dat nog duidelijk te zien: aan de uiteinden is het dorp rommelig, maar het middendeel is als langs een liniaal in keurige rechthoekige stukjes verdeeld. De meeste inwoners waren kleinere zelfstandige boeren, maar er waren ook enkele grotere bedrijven, zoals dat van de familie Nadányi, die een gebied van zo’n tweehonderd hectare bezat. Het deftige hoofdkantoor met de arcaden van de landbouwcoöperatie was ooit eigendom van die familie, net als het wat intiemere woonhuis aan de overkant van de straat. In de jaren ’50 raakten de Nadányi’s op de koelakkenlijst en verdwenen ze als politiek onbetrouwbaar uit het dorp. Maar toen de Rákosi-tijd voorbij was, kwamen ze weer naar hun intussen onteigende geboortegrond terug. De laatste Nadányi van het dorp overleed in 1985.
Bakonszeg ligt aan de Berettyó. ’s Zomers is dit een klein stroompje tussen onwaarschijnlijk hoge dijken, maar in het voorjaar kan het water behoorlijk hoog staan. De rivier komt uit de Karpaten en vult zich dan met de sneeuwwatermassa’s. Behalve ingedijkt is de rivier ook gekanaliseerd. Buiten de dijk, vlak langs het dorp, ligt nog een stukje van de oude bedding, een kronkelende stroom, omzoomd door bomen en riet.
Een krappe eeuw geleden kwam een gepensioneerde militair in Bakonszeg zijn levensavond doorbrengen. Het buiten dat hij voor zich liet bouwen, leidt intussen een nieuw leven als school.
De tot dusver bekendste inwoner van Bakonszeg is de in 1811 overleden György Bessenyei. Deze was wat in onze vaderlandse geschiedenis een patriot zou heten, een door de revolutionaire gebeurtenissen in Frankrijk geďnspireerde, vrijheidslievende Hongaar. Na een blikseminslag is zijn huis geheel in de oude staat hersteld en als museum ingericht.
Behalve de oude hervormde heeft het dorp ook een nieuwe baptistische kerk. Het baptisme was in Hongarije in de Kádár-tijd een geloof in opkomst. Het rekruteerde zijn aanhangers vooral onder de hervormden. Het kerkje werd na het nodige getouwtrek met de toenmalige autoriteiten in 1986 gebouwd.
Buiten het dorp strekt zich naar alle kanten de poesta uit, de vlakte waar het eeuwenoude oerwoud onder mensenhanden plaats maakte voor onafzienbare weidegrond. Je kunt er vele kilometers eenzaam ronddwalen zonder veel meer te zien dan een schuur of een waterput. Een landschap waar bijna niets is en toch indrukwekkend. Even buiten het dorp ligt, aan het water, een camping.
Vanuit Bakonszeg rijdt u over Bihartorda naar Földes en vandaar naar Hajdúszovát.
Dorpskerkjes hadden in het middeleeuwse Hongarije niet alleen een religieuze, maar onmiskenbaar ook een militaire functie. Als er gevaar dreigde en de mannen de vijand te lijf gingen, trokken de vrouwen, kinderen en bejaarden zich binnen de heilige muren terug. Later werden rond de kerken van boomstammen palissaden opgetrokken en nog weer later werden die vervangen door stenen muren. Hier, op de vlakte, waren zulke muren nog belangrijker dan in de heuvelachtige streken van het land, waar dorpen vaak op strategische hoogten gevestigd waren. Zo’n muur staat nog om de hervormde kerk van Hajdúszovát. De muur dateert uit de 16de eeuw.
Van Hajdúszovát rijdt u naar Hajdúszoboszló. U bent hier in de streek van de ooit gevreesde Hajdoeken. Van 1591 tot 1606 woedde in Hongarije een verwoestende oorlog tussen de Habsburgers en de Turken. Niet tevreden met hun soldij schudden soldaten de dorpen in het oorlogsgebied uit. De boerenbevolking vluchtte op grote schaal en schuilde in de bossen. De Hajdoeken waren zulke van huis en haard verdreven boeren, die in het noordoosten van Hongarije, het gebied waar Habsburgs Hongarije, Erdély en het Turkse Rijk aan elkaar grensden, een zwervend bestaan leidden. Er waren Hongaren onder, maar evengoed ook Slaven. Ze leefden in groepen, die een hechte militaire organisatie kenden. Gehard door een zwervend leven, van de hand in de tand, waren het geduchte vechtersbazen. Met steun van de adel in het noorden van het koninkrijk Hongarije (het huidige Slowakije), die zich verzette tegen de absolutistische pretenties van de Habsburgers, ontketenden de Hajdoeken een opstand, die een groot deel van dat gebied in handen van de Hajdoeken bracht. In 1605 kwamen de opstandelingen in Szerencs bijeen om er de leider van de opstand, István Bocskai, tot vorst uit te roepen. Bocskai verhief de Hajdoeken collectief in de adelstand en gaf ze het recht om op zijn grondbezit dorpen te stichten. Bocskai bleek niet alleen een goed veldheer, maar ook een handig diplomaat. Van de Habsburgers dwong hij de erkenning van de onafhankelijkheid van Erdély af en vrijheid van uitoefening van het hervormde geloof en hij wist bovendien Habsburgers en Turken ertoe te brengen hun rampzalige oorlog te beëindigen.
Na het vertrek van de Turken kwamen de Hajdoeken nog een keer in actie. Nu vochten ze met de vorst van Erdély tegen de Habsburgers.
In 1925 ging in Hajdúszoboszló de boor de grond in op zoek naar olie, maar in plaats van het zwarte goud spoot er heilzaam zout water te voorschijn, een tegenvaller waarbij al erg veel mensen baat hebben gevonden, want sindsdien is Haldúszoboszló een van de belangrijkste badplaatsen van het land. Rond de 15de-eeuwse gotische kerk in het centrum staat nog een stuk van de verdedigingsmuur uit die tijd.
Vanuit Hajdúszoboszló kunt u een tocht maken door het nationale park de Hortóbágy en naar het water- en vogelgebied langs de Tisza. De Hortobágy was ooit een dichtbevolkt landbouwgebied. Na de Turkse tijd werd het de spreekwoordelijke vlakte, waar de herder eenzaam ronddwaalt. De weg door de Hortobágy is vrij druk, maar wie een eind de steppeachtige vlakte oploopt, is al gauw alleen op de wereld. De grond is hier erg kalkrijk. Om het gebied in cultuur te brengen is ooit het waterpeil verlaagd, waardoor de bodem nu hier en daar wit uitslaat.
U neemt de weg naar Nádudvar en vandaar over Mihályhalma door het nationale park naar Nagyiván. Neem daar de weg naar Tiszaörs en Tiszaigar. In dit dorpje ligt een beschermde bomentuin.
Van Tiszaigar rijdt u naar Tiszaszőlős. In Tiszaderzs bevindt zich de ruďne van een 13de-eeuwse romaanse kerk. Abádszalók is een badplaats. In het oude centrum vindt u nog heel wat traditionele boerderijen. Bezuiden Abádszalók kunt u de Tisza over. Als u vandaar naar het noorden gaat kunt u het watergebied rondrijden tot Tiszafüred.
Vanuit Tiszafüred neemt u de weg naar Egyek. Vandaar gaat u naar Telekháza en dan over de Hortóbágy weer terug.
Op de Hortóbágy neemt u links de onverharde weg naar Balmazújváros. De weg gaat door een landschap van akkers en stukken onbewerkt land. Aan de rechterzijde liggen de gebouwen van de coöperatie van vroeger met de loopstallen voor de koeien.
Balmazújváros is net iets meer dan een dorp. Dat moet het ook al geweest zijn toen het in 1911 zijn voorname gemeentehuis kreeg. De eenvoudige symmetrische gevel met de gestileerde bloemmotieven is een aardig voorbeeld van late Secessie. In het embleem van de gemeente vindt u de trots van ornithologisch Hongarije, de grote trap. Balmazújváros heeft een termaalbad.
Van Balmazújváros rijdt u naar Hajdúböszörmény. In deze plaats was het hoofdkwartier van de Hajdoeken gevestigd. Het gebouw is nu een museum dat de geschiedenis van deze groep vertelt. Het gele gebouw is het gymnasium. Een plaquette eert Géza Losonczy, de latere minister in de regering van Imre Nagy, die hier school ging. Losonczy verdween na de opstand van 1956 in de gevangenis, waar hij onder nog altijd niet opgehelderde omstandigheden om het leven kwam.
De ordelijke militaire plattegrond van Hajdúböszörmény is karakteristiek voor de manier waarop de Hajdoeken hun dorpen bouwden. Ondanks het stedelijke centrum is het toch vanouds een boerenplaats. De grote boerderijen met de hoge karrepoorten staan tot vlak in het centrum. Het woord ‘böszörmény’ in de dorpsnaam wijst er overigens op, dat dit dorp in de middeleeuwen een islamitische handelsvestiging was.
Van Hajdúböszörmény gaat u naar Debrecen. Debrecen was in de middeleeuwen nog een onaanzienlijke boerenplaats, een aaneenschakeling van in de grond uitgegraven, eenkamerige woningen. Een stedelijk karakter kreeg Debrecen pas in de Turkse tijd, toen het één van de centra werd van de reformatie. Nadien zou het in de Hongaarse geschiedenis meer dan eens een belangrijke rol spelen. Zo kwam hier in het revolutiejaar 1849 het Hongaarse parlement bijeen om er het land officiëel los te maken van de Habsburgers. Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog vergaderde hier opnieuw een voorlopige volksvertegenwoordiging. Middeleeuwse gebouwen bleven in Debrecen niet bewaard, maar in het centrum staan wel enkele fraaie monumenten uit de eerste helft van de 19de eeuw. Debrecen heeft een medische faculteit. Het ziekenhuis dat erbij hoort bestaat uit een groot aantal paviljoens in een parkachtige omgeving. Paviljoen-ziekenhuizen werden rond 1900 in een groot aantal steden in Europa gebouwd. Het ziekenhuis van Debrecen is een van de grootste in zijn soort.
In Debrecen bevindt zich een termaalbad.