Kees Bakker, Van Szeged naar Gyula (2002). Bron: www.keesbakker.com

Van Szeged naar Gyula

door Kees Bakker

In Szeged neemt u de pont over de Tisza. Als u langs de rivier in noordelijke richting gaat, vindt u de pont vanzelf. Vandaar gaat u naar Maroslele en dan verder naar Makó. De streek rond dit stadje is gespecialiseerd in de uienteelt.
Na de Turkse tijd raakte het gebied rond Makó in het bezit van de Rooms-katholieke kerk. De bisschop trok uit allerlei richtingen kolonisten aan om de verwoeste stad opnieuw te bevolken. Zo kwamen er Hongaren, maar ook Roetenen, Duitsers en joden terecht. Ze kregen per geloof een eigen stadsdeel toegewezen. Nog in 1811 kregen ook de zigeuners een eigen wijk. Zij vormden de enige bevolkingsgroep die niet over een eigen kerk en een eigen begraafplaats beschikte.
De integratie van de joden in de Hongaarse samenleving leidde in de tweede helft van de 19de eeuw tot grote spanningen in de joodse gemeenschap. Overal scheidden zich orthodoxe groepen af. In Makó is de orthodoxe synagoge bewaard gebleven. Hij werd in 1870 in romantische stijl gebouwd en staat aan de Eötvös utca. Makó heeft een kuurbad en een camping.
Iets ten zuidwesten van Makó ligt Kiszombor. In dit dorpje is een romaans kerkje uit de 12de eeuw bewaard gebleven.
In Makó neemt u de weg richting Hódmezővásárhely. U gaat linksaf naar Óföldeák. In dit dorpje bevindt zich een gotische kerk uit de 14de eeuw. Als u terugrijdt en de weg oversteekt, komt u in Földeák. In dit dorpje staat een gotische kerk uit het begin van de 15de eeuw. U volgt de weg verder en gaat aan het eind ervan linksaf naar Békéssámson. Daar gaat u rechtsaf naar Tótkomlós en dan verder naar Mezőhegyes.
De provincie Békés, die u nu binnenrijdt, heeft veel waardevolle natuurgebieden. Bijna de helft van de beschermde gebieden van Hongarije ligt in deze provincie en er komt naar verhouding veel wild voor. In het voor- en het najaar zijn reeën hier in het landschap een gewone verschijning. De eigenlijke trots van de provincie is de grote trap, de Hongaarse struisvogel, zoals vogelkenners in deze streek zeggen, een dier dat bijna alleen hier voorkomt en ook hier al bijna niet meer.
In Mezőhegyes vindt u een paardenfokkerij die in de vorige eeuw in gebruik was bij het Oostenrijkse leger.
Van Mezőhegyes rijdt u naar Battonya, een historische plaats omdat het Rode leger in 1944 hier voet op de toen door de Duitsers bezette Hongaarse bodem zette.
In Battonya neemt u de weg langs de grens naar Elek. In de 18de eeuw, na de verdrijving van de Turken, vestigden zich hier op vier plaatsen Duitse kolonisten. Elek en Almáskamarás zijn tegelijkertijd en door dezelfde groep kolonisten gesticht. Een andere Duitse kolonie was Mezőberény, een dorp ten noorden van Békéscsaba. Ook in Gyula ten slotte, destijds de belangrijkste plaats in dit gebied, kwam een flink aantal Duitsers te wonen.
Als u in Elek tegenover de kerk de Tanácsköztársaság útja inloopt, vindt u huis aan huis nog de deftige Duitse boerderijen met hun hoge karrepoorten.
Van Elek rijdt u naar Kétegyháza. In dit Roemeense dorp bevindt zich een museum met een mooie verzameling oude landbouwgereedschappen en machines. In het paleis, ooit eigendom van de familie Almássy, is een school gevestigd. De roomskatholieke kerk, die deel uitmaakt van het paleiscomplex, bewaart enkele middeleeuwse schilderijen. In Kétegyháza kwam het in het begin van de jaren ’90 tot een pogrom tegen de zigeunergemeenschap.

Van Kétegyháza rijdt u naar Szabadkigyós. Het grootste paleis van de streek ligt in Szabadkigyós tegenover een grote beschermde poesta, die er, zoals inwoners me vertelden, “nog net zo bij ligt als toen onze vaderen er paardreden”. Langs de kant van de weg fourageren patrijzen die door de combines uit de velden gejaagd zijn. Aan de andere kant ligt een eindeloze moerasachtige vlakte met in de verte een schaapherder met zijn kudde. Op een kunstmatige heuvel aan het begin van het dorp bevindt zich de krypte van de familie Wenkheim.
Szabadkigyós draagt het karakter van een lintdorp. De oudere huizen zijn nog van ongebakken klei, zoals overal op de Laagvlakte en de straten zijn net als in de tijd van de Wenkheims ongeplaveid. Als u het paleis wilt bekijken, moet u vrij vooraan in het dorp de Kastély út in.
Van Szabadkigyós gaat u naar Békéscsaba. Het is een door doorbraken geteisterde, maar toch gezellige stad, een typisch voorbeeld van de manier waarop de Hongaren van bovenaf gedecreteerde veranderingen uiteindelijk toch - zo goed en zo kwaad als het gaat natuurlijk - naar hun hand zetten. Politici bedenken dingen, doen van alles, maar ondertussen gaat het leven door. Zo is een van die doorbraken, een flinke vierbaansautolaan, intussen een druk bezochte wandel- en winkelstraat geworden. Een andere is met een groot hek afgezet en ingericht als speelplaats voor de school ernaast, en op het plein waar het nieuwe en alweer verlaten busstation ligt, zijn de gespaard gebleven historische panden opgeknapt en van een nieuwe laag pleister voorzien.
De halverwege gestaakte stadsvernieuwing heeft gelukkig nog heel wat mooie oude gebouwen onaangetast gelaten. Midden in de stad vindt u de prachtige kleine evangelische kerk, een fijnzinnig barok gebouw uit 1745. De grote evangelische kerk aan de overkant verrees in 1824. De pastorie op de andere hoek stamt ook uit het begin van de 19de eeuw. Achter de grote kerk is de Kiss Ernő utca nog een echt 19de-eeuws straatje. Let vooral op het mooie winkelpandje op nr 6.
Békéscsaba werd in 1718 door Slowaakse boeren gesticht en tot op de dag van vandaag worden er in de kleine evangelische kerk diensten in het Slowaaks gehouden. Wie wil, kan op school, van de kleuterschool tot het gymnasium, haar of zijn moedertaal onderwezen krijgen; maar desondanks spreken alleen ouderen hier nog wat Slowaaks.
Gebruikmakend van de slechte naam die Hongarije als gewezen bondgenoot van Hitler bij de Gealliëerden had, probeerde de Tsjechoslowaakse regering onmiddellijk na de tweede wereldoorlog de voor het land zo bedreigend gebleken Hongaarse minderheid te lozen. Het voornemen van de Tsjechoslowaakse overheid om hen naar Hongarije te deporteren kon echter niet worden uitgevoerd omdat de in Potsdam vergaderende Gealliëerden er zich tegen uitspraken. De Gealliëerden dwongen Hongarije en Tsjechoslowakije tot onderhandelingen over het minderhedenprobleem. De uitkomst daarvan was dat de beide landen hun minderheden uitruilden. Zo vertrokken ook uit Békéscsaba heel wat gezinnen naar wat opeens hun vaderland bleek te zijn. Wat later stapten hier Hongaren uit Slowakije met een koffer uit de trein om in Békéscsaba een nieuw bestaan op te bouwen.
In het Munkácsy Múzeum aan de Széchenyi utca 9 tegenover het grote hotel Körös is een permanente tentoonstelling te zien over het wel en wee van de verschillende etnische groepen hier in de streek.
Van Békéscsaba rijdt u naar Gyula, een sfeervol provinciestadje, waar nog erg veel uit de 18de en de vroege 19de eeuw bewaard is gebleven. In Gyula staat ook een van de belangrijkste gotische gebouwen van het land. Het is een groot, in baksteen opgetrokken kasteel, dat in de 14de eeuw is gebouwd. De Turken, die het in 1566 veroverden, namen het zelf in gebruik en daaraan is het te danken dat het nog altijd bestaat. In de badgelegenheid in het park ernaast kunt u zich in geneeskrachtig bronwater baden.
Na de Turkse tijd kwamen Roemeense en Duitse kolonisten Gyula opnieuw bevolken. In 1723 kwam hier de eerste groep kolonisten aan, boeren uit Baden-Württemberg, bij elkaar vierentwintig gezinnen. In het niets, in een tijdens de Turkse overheersing verlaten geraakte streek, probeerden ze een nieuw bestaan op te bouwen. De omstandigheden waren zo moeilijk dat de kolonies pas levensvatbaar bleken nadat een tweede en een derde groep boeren gearriveerd was. Organisator van de landverhuizing was generaal Von Harruckern, die in naam van de Oostenrijkse keizer de scepter over dit gebied zwaaide en wiens naam als patroon nog altijd op de gevel van de roomskatholieke kerk van de Hongaarse wijk staat.
Op de boeren volgden handwerkslieden. Zij vestigden zich in Gyula en bouwden er net als de Roemenen een eigen wijk, die ook van een muur werd voorzien. De oude Roemeense stad ligt benoorden de burcht langs de Nagyváradi út. De Duitse wijk ligt in het westen van de stad langs de Vértanúk útja. Pas in 1857 kwamen de wijken onder één stadsbestuur.
Tijdens de tweede wereldoorlog werden de verre nazaten van de Duitse kolonisten op een merkwaardige manier aan hun afkomst herinnerd. Het Hongaarse staatshoofd Miklós Horthy gaf toen namelijk de nazi’s toestemming om onder de Duitstalige bevolkingsgroep aanhangers te werven. Zo ontstond in Hongarije de Volksbund. Hongaarse staatsburgers met een Duitse naam werden bovendien onder druk gezet om zich aan te melden bij de SS.
De bevrijding van Hongarije door de Sovjetunie liep voor de Duitse Hongaren, door Horthy aan de nazi’s uitgeleverd, op een catastrofe uit. Uit Elek bijvoorbeeld werd 90 procent van de mannen tussen de 18 en de 45 jaar meegenomen. Per vrachtwagon verdwenen ze naar de Sowjet-Unie waar ze als dwangarbeiders te werk werden gesteld. Veel van hen werden daar bovendien nog eens als oorlogsmisdadigers tot lange vrijheidsstraffen veroordeeld.
De Duitstalige Hongaren waren overigens niet de enigen wie dit overkwam. Hetzelfde gebeurde de Hongaarse krijgsgevangenen, bij elkaar 600 000 personen. Het trof ook mensen die alleen maar een Duits klinkende naam hadden en het overkwam zelfs Hongaarse joden, die, aan de gaskamer ontsnapt, bij vergissing in dwangarbeiderskampen in de Sovjetunie verzeild raakten.
Uit Gyula gingen 480 mannen naar Siberië. Daarvan kwamen er 60 niet meer terug.
Terwijl de meegenomen mannen in de Sovjetunie onder de meest bittere omstandigheden de tol van een verloren oorlog betaalden, werden de achtergeblevenen onder druk gezet om te vertrekken en zich in Duitsland te vestigen. Uit Gyula vertrokken 46 mensen naar Sankt Ilgen, een dorp in de buurt van Heidelberg. En zo kon het gebeuren, dat mensen die uit de Sovjetkampen thuiskwamen, te horen kregen dat hun familie verdwenen en hun huis met de complete inventaris door anderen in bezit genomen was.

Een paar tips voor wie in de provincie Békés op verkenning gaat.
Békéscsaba is de hoofdstad van de provincie, maar de mooiste stad is Gyula. Beide steden zijn een geschikt uitgangspunt voor een wat langer verblijf in dit gebied. Ze hebben alle twee hotels en Gyula heeft een flinke camping.
Net zo leuk is misschien de camping van Póstelek. U moet daarvoor op de weg van Békéscsaba naar Gyula de afslag van die naam nemen. De camping ligt op het terrein van de coöperatie De Eerste Mei, is eenvoudig van inrichting, maar heeft wel een drive-in bioscoop. Het café naast de ingang is de kroeg van de coöperatie. Er wordt een eenvoudige maar voedzame maaltijd geserveerd.
De camping is onder meer de moeite waard vanwege het paleis dat erachter ligt of liever gezegd lag, want na de tweede wereldoorlog werd het door de bevolking leeggehaald en nadien diende het ook nog eens als mikpunt van een militaire oefening. Het is een van de vele paleizen hier in de omgeving, die destijds hun bewoners verloren en waarvoor het nieuwe Hongarije eigenlijk geen goede bestemming wist. Rondom het ruďneuze bouwsel ligt een prachtige maar volkomen verwaarloosde tuin. Vanaf de camping kunt u een mooie wandeling maken door de velden naar Gyula.
In Orosháza bevindt zich een arboretum, oftewel bomentuin, die voor bezoekers openstaat. Onder Orosháza ligt het Fehér tó, het Witte Meer, een prachtig vogelgebied.
In Békés, vlak boven Békéscsaba vindt u behalve karakteristieke boerenwoningen ook een kuurbad. Het water is radioactief.
Ten oosten van Gyula, niet ver voorbij de landsgrens, houdt de laagvlakte op en begint het gebergte van de Karpaten. De stroompjes die daar ontspringen, brengen het sneeuw- en regenwater over de Hongaarse Laagvlakte naar de Tisza. De belangrijkste rivier is de Körös, die boven Gyula nog uit twee stromen bestaat, de Fekete-Körös en de Fehér-Körös, de Zwarte en de Witte Körös. Tot nog niet zo lang geleden traden deze riviertjes vooral in het voorjaar geregeld buiten hun oevers. Het probleem werd nog ernstiger, nadat deze stromen in Roemenië gereguleerd en bedijkt waren en het water daardoor nog veel sneller het Hongaarse grondgebied bereikte. Aan de Hongaarse kant zijn daarom vlak langs de grens overal dijken aangelegd. Deze dijken vormen een mooi traject voor een wandeling en vooral voor een fietstocht. U kunt bijvoorbeeld vanaf Gyula via het geheel omdijkte Dénesmajor en dan langs de Körös weer terug een mooie rondrit maken. Het gebied boven Dénesmajor dient als overloopbekken. Als de stand van de Körös het nodig maakt, wordt het onder water gezet.
Een ander mooi doel voor een tocht is het Roemeense dorp Méhkerék.
Het mooiste stuk van de Körös ligt ten Westen van Gyomaendrőd, maar inwoners van de provincie Békés gaan ook graag naar het bos aan de Sebes-Körös onder Szeghalom. Daar weer iets onder ligt de Magorpoesta, waar archeologische vondsten zijn gedaan. Opgravers vonden er ook de ruďne van een kerk en een klooster uit de romaanse middeleeuwen. Nog wat zuidelijker ligt het jachtkasteel van Bélmegyer. Een geregeld bezoeker daarvan was de communistische partijleider János Kádár. Volgens mensen hier in de streek was Kádár een goed jager. Met stadsmensen, die voor de aardigheid ook eens een jachtgeweer wilden vasthouden, had hij niet veel op.
Boven Dévaványa, iets ten Westen van Szeghalom, liggen drie beschermde poesta’s. In dit gebied komt de grote trap nog voor, voor een deel overigens omdat dit zeldzame dier hier uitgezet wordt. Als u Dévaványa in noordelijke richting verlaat, komt u langs het struisvogelcentrum.
Langs de weg van Békéscsaba naar Szarvas ligt Kondoros. In dit plaatsje vindt u een csárda, waaraan de naam verbonden is van Sándor Rózsa, de beroemdste Hongaarse betyár. De betyáren waren de drop-outs van de 18de- en ook nog de 19de-eeuwse feodale samenleving. Zij ontvluchtten het karige boerenbestaan en kozen voor het zwerversleven. Velen ook onttrokken zich op die manier aan de langdurige militaire dienst. De toen nog moerassige en wilde streek bood hun mogelijkheden genoeg om zich aan het spiedende oog van de autoriteiten te onttrekken.
Szarvas zelf is een fraai stadje met ondermeer een mooie bomentuin.