Vanuit Pápa neemt u de weg in zuidoostelijke richting naar Tapolcafő. U gaat direct linksaf naar Adásztevel. De weg leidt naar Ugod, een dorpje nu, maar in de middeleeuwen een geduchte burcht. Van de muren zijn nog wat resten over.
Even verder gaat u rechtsaf in de richting Bakonybél. De weg leidt dwars over het Bakonygebergte en vanaf Bakonykoppány door een idyllisch dal, dat allerlei wandel- en picknickmogelijkheden biedt. Langs de hellingen cirkelen buizerds. Trage bewegingen, amper een wiekslag... In de Hongaarse bergstreken is de buizerd een zeer algemene vogel. U kunt ze gemakkelijk herkennen omdat ze anders dan andere roofvogels meestal getweeën in de lucht zijn.
Ook vanuit Bakonybél, iets verder langs deze weg, kunt u mooie wandelingen maken. U moet dan aan het begin van het dorp, bij de bushalte en tegenover het bord met Szot üdülő, de weg links nemen. De weg gaat de bergen in naar Porva. Vandaar kunt u door naar Zirc, waar u de bus terug kunt nemen. U kunt ook de 700 meter hoge Körishegy beklimmen. Dan moet in het bos het eerste pad links nemen. Wilt u een wat kortere wandeling maken, dan gaat u direct na het laatste huis linksaf. Volg de aanduiding voor grot. Het pad gaat steil omhoog door een jong bos. Tussen de stammetjes gele en witte bosanemonen, bosaardbeien, look zonder look, holwortels, een massa daslook. Wat hoger langs de helling staat hier en daar een euphorbia, een primula en zelfs een vogelnestje. Bij het beukenbos gaat u rechtsaf omhoog. Even verder neemt u het paadje naar de grot. Het is een in de loop der eeuwen grotendeels dichtgeslibde ruimte. Waar ooit de holbewoner zijn berevel liet zakken om een glimp van de voorjaarszon op te vangen, daar bloeit nu in hetzelfde jaargetijde de zeldzame tandveldkers. Wanneer u terugloopt naar het grotere pad en dat verder volgt, komt u in het beukenbos van de Tönkölös, een heuvel van 515 meter. Op de terugtocht gaat u bij het beukenbosje niet linksaf naar het dorp, maar rechtsaf steil naar beneden. De herten en wilde zwijnen die hier van nature royaal voorkomen, worden met een hoop maďs en stro door de winter heen geholpen, niet om hun mooie ogen maar om als prooi te dienen voor Duitse jachtgezelschappen, die hier op afspraak oorlogje komen spelen. De luidruchtige natuurliefhebbers tellen graag honderdduizend forint of meer neer om hun prooi thuis aan de buren te kunnen laten zien. Langs dit pad komt u uiteindelijk op de weg naar Bakonybél terecht. U moet linksaf. U kunt ook de beek oversteken en langs het pad aan de andere kant van de beek teruglopen.
Bakonybél heeft een klein dorpsmuseum. Het is gevestigd in een mooie boerderij met arcaden uit 1895 aan de Fő utca 15.
Het dorp heeft geen camping, maar wel andere voordelige overnachtingsmogelijkheden. Er is een “penzió”, een eenvoudig hotel, en een “turistaszálló”, een soort herberg met meerpersoonsslaapzalen. Er zijn ook particulieren die een kamer verhuren.
Van Bakonybél volgt u de weg door het weidse heuvellandschap naar Zirc. Overal langs de weg groeit de kamperfoelie.
Zirc heeft een 18de-eeuws cisterciënzer kloostercomplex met annex een mooie bomentuin. In tegenstelling tot de sobere franciscanen stonden de cisterciënzers bekend om hun prachtlievendheid. Het klooster van Zirc is een goed voorbeeld van die hang naar chic. Het klooster zelf stamt uit 1727 en is van classicistische signatuur. De kerk is barok, stampvol beelden en altaren en alles grijs van het stof. Let op de mooie barokke biechtstoelen met de gebogen deuren. Een bijzonderheid van de kerk is het smalle koor, eigenlijk niet passend in een barokke plattegrond, die immers rechthoekig is, maar hier nodig om ruimte te creëren voor de cisterciënzer hoogwaardigheidsbekleders.
Wanneer u het klooster rechts houdend de weg oversteekt, komt u in een woonwijkje uit de late jaren vijftig. Links staan een paar blokken uit 1956, nog met de geijkte classicistische versierselen, rechts een paar strakke flats van iets jonger datum. Aan het Rákóczi tér 10 en de Kossuth utca 35 staan woonhuizen uit het begin van de 18de eeuw.
Het museum van Zirc heeft een natuurwetenschappelijke en een etnografische afdeling.
Zirc is een geschikt uitgangspunt voor een verkenning van het Bakonygebergte.
Vlak bij Zirc liggen ook enkele monumenten uit een ver verleden. Zo vindt u in Csetény een 18de eeuws paleis met in de tuin ervan een aantal stenen, die afkomstig moeten zijn van een kerk uit de Romeinse tijd. In Bakonycsernye, even verderop, staat de Csiklingvár, een middeleeuwse vestingtoren, die ooit gebouwd werd binnen de muren van een modderburcht. Iin Jásd zijn de resten gevonden van een Keltisch oppidum en even voorbij Olaszfalu, in Alsópere, bevindt zich de ruďne van een 12de-eeuws kerkje.
Uit Zirc neemt u de weg naar Veszprém.
In 1896 vierde Hongarije zijn duizendjarig bestaan als koninkrijk. Ter verhoging van de feestvreugde werden overal in het land gebouwen in gebruik genomen en bruggen en spoorlijnen geopend. Het spoorlijntje langs de weg stamt ook uit die tijd. Het verzorgde de verbinding tussen Veszprém en Győr. Het is niet meer in gebruik.
Tussen Olaszfalu en Gyulafirátót lag ooit een enorm oefenterrein van het Rode leger. Tunnels boden tanks de mogelijkheid om van het ene deel van het terrein naar het andere over te steken. De sovjettroepen hadden in Hongarije heel wat gebouwen en terreinen in gebruik, maar dit hier was wel het grootste stuk Sovjetunie in Hongarije. Militaire autoriteiten van de Sovjetunie claimden in1989 dat er te weinig materieel was voor een snelle aftocht. Toen dat bekend werd, boden de Hongaarse taxichauffeurs aan om elk drie soldaten naar de grens te brengen. Ze hoefden er, zo kondigden ze aan, geen geld voor, maar alleen de garantie dat de betrokkenen niet terug zouden komen.
Om in het centrum van Veszprém te komen neemt u, voordat u de stad inrijdt linksaf de richting Balaton. Daarna gaat u rechtsaf richting centrum en dan weer rechts bij het bord P-Vár/Burg. U komt zo op een parkeerterreintje aan de voet van de burcht.
Veszprém is een bezoek waard omwille van het pas gerestaureerde burchtkwartier, een sfeervol 18de-eeuws eiland in een overigens moderne stad. De kathedraal in het burchtkwartier is oorspronkelijk in romaanse stijl gebouwd, maar achtereenvolgens in gotische, barokke en tenslotte neoromaanse stijl gerenoveerd. De crypte en het koor zijn gotisch en het koor is behalve om ruimte te bieden voor de crypte zo hoog om de hoogwaardigheidsbekleders voor de gewone kerkganger goed zichtbaar te maken. De Sint-Gizellakapel, wanneer u uit de kerk komt links, is een aardig gotisch monumentje. De fresco’s binnen stammen uit de 13de eeuw.
Ruimte was in het burchtkwartier een schaars artikel. Vandaar dat de kathedraal in de loop der eeuwen wel veranderde maar nauwelijks groter werd, en vandaar ook dat het bisschoppelijk paleis zo gedrongen is uitgevallen. Om er als paleis uit te zien moest en zou het twee zijvleugels hebben.
Eenmaal onteigend waren de adellijke en kerkelijke onderkomens voor het socialistische Hongarije een enorm probleem. In handen van de gemeenschap bleken ze eigenlijk nergens voor geschikt en zo kregen ze als ze niet leeg bleven de merkwaardigste bestemmingen. Het pand op nr 19 van de Vár utca bijvoorbeeld werd gevangenis.
Wanneer u het burchtkwartier uitloopt, komt u op het eigenlijke stadsplein, het Vöröshadsereg tér, het Plein van het Rode leger. Let op de twee gevels in Secessiestijl op nr 19 en 22. Bij het ene pand zit Secessiestijl in het pleisterwerk, het andere heeft mooie ronde ramen. Aan de andere kant, op nr 1, staat een art-déco-pand met een mooie ronde uitkijktoren.
Bij het kantoor van Cooptourist ernaast kunt u eventueel logies bestellen.
Als u vanaf de burcht gezien rechts het plein verlaat, komt u in de Népköztársaság útja, de Straat van de Volksrepubliek. U neemt de eerste straat rechts. Op de volgende hoek staat het theater. Het is één van de indrukwekkendste Secessie-monumenten van het land. Het werd in 1908 gebouwd. In de gevel combineerde de architect Oosterse en Hongaarse motieven. Voor de toenmalige begrippen was het een hypermodern gebouw. De architect had net in Parijs kennisgemaakt met de toepassing van gewapend beton, toen hij de opdracht voor het theater kreeg.
U verlaat Veszprém in de richting van Székesfehérvár, maar eenmaal buiten de stad slaat u rechtsaf in de richting van de Balaton. Daarna gaat u linksaf in de richting van Berhida. Het landschap is hier heuvelachtig en kleinschalig. Langs de hellingen worden schapen geweid. Rechts ziet u een puntje van de Balaton. In Vilonya staat een kerkje uit de 12de eeuw. Voorbij Vilonya wordt het land vlakker en de cultuur grootschaliger. In Berhida staat een kerkje uit de 13de eeuw. Van Berhida rijdt u naar Székesfehérvár. Links in de verte ligt de industrie van Várpalota. De weg volgt het riviertje de Séd, dat hier een uitgestrekt moerasgebied heeft doen ontstaan.
In Nádasladány zijn nog heel wat karakteristieke boerderijen. Ook in Sárkeszi staan nog praktisch huis aan huis de boerderijen van vroeger met een overhangend dak, een veranda, die in de loop der jaren vaak beglaasd raakte of helemaal dichtgebouwd werd. Soms staat er nog eens een overdekte entree met een puntdakje voor.
De weg steekt de Nádorcsatorna over, doorkruist een bos en leidt dan Székesfehérvár binnen. Let op de rij boerderijen links als u de stad inrijdt.
Székesfehérvár is een echte industriestad. Ze speelde een belangrijke rol in de opbouw van het naoorlogse industriële en socialistische Hongarije en werd lang als een proletarisch bolwerk gezien. Er staat veel architectuur uit die periode, maar in het centrum zijn erg veel historische gebouwen bewaard gebleven. De combinatie van de dingen van vroeger met de mensen van nu maakt Székesfehérvár tot één van de gezelligste provinciesteden in het westelijk deel van Hongarije.
De achttiende eeuw waarin de Habsburgers van Hongarije opnieuw een feodaal land maakten, is in West-Europa de periode van de Verlichting. Filosofen ontwikkelden in die tijd de gedachte dat de mensheid in de loop der eeuwen op reis is van minder naar beter, erop vooruitgaat. In Midden-Europa is die opgewekte kijk op de geschiedenis nooit erg populair geworden, en zeker de Hongaren hebben het gevoel dat de geschiedenis eerder een gang is van de ene catastrofe naar de andere.
De resten van twee van die catastrofes vindt u in Székesfehérvár. In de 5de eeuw werd de Romeinse stad die hier lag door volksverhuizers met de grond gelijkgemaakt en in de 16de eeuw gebeurde datzelfde met de Hongaarse stad die hier intussen was gebouwd.
Székesfehérvár was namelijk kort na de vestiging van de Hongaren in dit gebied al de hoofdstad van de belangrijkste Hongaarse stam, de stam van Arpád. Na de stichting van het Hongaarse koninkrijk werd het de hoofdstad van het land. Het kreeg een kasteel en een prachtige romaanse kerk. In 1543 werd de stad door de Turken ingenomen. Pas in de 18de eeuw kon zij worden herbouwd. In de eerste maanden van 1945 deed de geschiedenis hier opnieuw zijn vernietigende werk.
Na de catastrofes hervat het leven zijn normale loop en blijken de ruďnes ook nog nut te hebben. Zo gebruikten de Hongaarse koningen de door de Romeinen achtergelaten stenen voor hun gebouwen en lieten ze zich in leeggeschudde Romeinse sarcofagen begraven. De nieuwe bewoners uit de 18de eeuw gebruikten op hun beurt de stenen resten van de middeleeuwers voor hun gebouwen. Zo leeft het verleden, hoe onherkenbaar ook, toch voort.
Het centrum van de stad is het Szabadság tér, het Vrijheidsplein. Als u vandaar langs de resten van de romaanse kerk onder het poortje door loopt, komt u bij de overblijfselen uit de Romeinse tijd. In de Arany János utca, aan de andere kant van het plein vindt u de laatgotische kapel van Sint-Anna. De straatjes hier in de buurt zijn stuk voor stuk een kijkje waard, zo ook de Zalka Máté utca, die op het Szabadság tér begint. Op nr 10 vindt u een galerie. Een eindje verder, op het plein, is de Csók István Galéria gevestigd. Het is het museum voor moderne beeldende kunst van de stad.
Het rustieke kerkje aan de andere kant van het centrum, op het Dózsa György tér, is namaak. De architect heeft zich laten inspireren door de stijl van de protestantse dorpskerkjes in Erdély (Zevenburgen).
Uit Székesfehérvár kunt u de weg nemen over Lovasberény.
Even buiten Székesfehérvár doemt rechts het uitgewoonde kasteel van György Kégli op. Als u erheen wilt, moet u even voorbij de spoorwegovergang rechts de afslag Csalapuszta nemen. Bij het 18de-eeuwse kasteel hoorde ooit een grondbezit van drieduizend hectare. De laatste hier residerende Kégli is kort na 1945 met de noorderzon vertrokken. Zijn landgoed viel toe aan een staatslandbouwbedrijf, dat als eerste beleidsdaad een flinke en intussen haast onherkenbaar verroeste rode ster op het kasteeltje plaatste. Achter het feestelijke gebouwtje staan de schuren van het landgoed. Ze zijn door het staatsbedrijf alweer verlaten en wachten met het vervallen kasteel op een rijke westerling die er een pension zou moeten beginnen. Het grote park, waaruit de mooiste stammen de nieuwe kasteelheren als brandhout dienden is achteraf tot beschermd gebied gebombardeerd.
Rechts langs de weg, even voor Lovasberény, vonden opgravers een burcht uit de bronstijd (Szőz-vár). Wanneer u in het dorp direct rechtsafgaat, ziet u links van de weg opnieuw de overblijfselen van een modderburcht uit die tijd (Mihály-vár). U rijdt verder naar Vértesarcsa. Bij Vértesarcsa verschijnt de wijnbouw in het landschap. Voorbij het dorp staan de wijnschuren met erachter de kelder. Voor de tweede wereldoorlog bood een wijngaard van enkele hectaren een gezin al een bestaan. Van Vértesarcsa rijdt u naar Alcsutdoboz. Ook bij dit dorp vonden archeologen burchten uit de bronstijd. Even voorbij Alcsutdoboz maakt u kennis met de grootschalige wijnbouw van nu.
In Etyek gaat u voor de kerk linksaf. Buiten het dorp ligt de Botpuszta met een kluizenaarsverblijf uit de 18de eeuw met daarbij een 15de-eeuwse kerk.
Over Biatorbágy rijdt u naar Boedapest. Fietsers kunnen beter nog wat verder in noordelijke richting doorrijden en pas bij Páty naar het oosten afslaan. |