Vanuit West-Europa bereiken Hongarijereizigers hun vakantieland meestal via Wenen. Eigenlijk is de Oostenrijkse hoofdstad voor zo’n vakantie een heel gepast begin. In die stad zetelde immers de keizer, die sinds de 16de eeuw ook in het westen van Hongarije de dienst uitmaakte. Na de nederlaag van de Turken in 1686 kwam ook het oosten van Hongarije onder zijn regiem en werd Wenen de hoofdstad van een Habsburgs rijk, dat zich uitstrekte tot aan de Adriatische en de Zwarte Zee. Wenen was in die tijd ook de stad waar de toplaag van de toenmalige Hongaarse samenleving, de hoge adel, in deftige winterpaleizen metterwoon gevestigd was.
Na de eerste wereldoorlog was het met het Habsburgse rijk gedaan. Toch bleef Wenen ook nadien nog een beetje het culturele centrum van Hongarije. De val van de Hongaarse radenrepubliek in de zomer van 1919 bracht namelijk met zich mee dat er veel Hongaarse ballingen terechtkwamen. Omdat onder hen behalve communistische en sociaal-democratische politici ook heel wat progressieve kunstenaars en intellectuelen waren, ontstond er in die jaren in Wenen nog heel wat Hongaarse kunst.
Ook in de middeleeuwen was Wenen voor Hongarije bij tijd en wijle belangrijk. Het kon de plek zijn vanwaaruit Duitse vorsten probeerden greep te krijgen op de gang van zaken in het Karpatenbekken. De grens tussen Hongarije en Duitsland lag in de middeleeuwen in het gebied tussen Sopron en Wenen, maar kon nogal heen en weer schuiven. Aan het eind van de middeleeuwen was Wenen zelfs even de hoofdstad van Hongarije of in ieder geval de hofstad van de Hongaarse koning Mátyás.
In de 20ste eeuw verschoof de grens ook nog een keer: de overwinnaars in de eerste wereldoorlog deelden het Burgenland bij Oostenrijk in. Eisenstadt en Sopron, de twee centra van dit gebied, kwamen aan weerszijden van een landsgrens te liggen, die later in de eeuw zelfs verhardde tot een IJzeren Gordijn. Een decennium geleden ging dat gordijn gelukkig weer open: prettig voor Oostenrijkers die in Hongarije voordelig boodschappen kunnen doen, voor Hongaren die in Burgenland in de wijnbouw seizoenswerk aannemen en voor vakantiegangers die in het verleden van het gebied ter weerszijden van de staatsgrens veel gemeenschappelijks zullen herkennen.
Wanneer u van Wenen naar Hongarije gaat, hebt u de keus uit vier grensovergangen. De grootste is Hegyeshalom, maar de aantrekkelijkste is Sopron. Bent u met de auto, dan kunt u overwegen om de mooie route over het iets zuidelijker gelegen Baden te nemen. U neemt dan de afslag Alland (exit 15) naar Baden en daar de richting Eisenstadt en dan Klingenbach.
Sinds de weg van Hegyeshalom naar Boedapest een tolweg is, is Sopron een populaire grensovergang voor kleinere vervoerders. Ze staan hier in een lange rij te wachten. Personenwagens kunnen de rij passeren en zijn vrij snel in Hongarije.
Várkerület
U rijdt via de Lackner Kristóf utca Sopron in. U kunt uw auto links in een zijstraat parkeren.
Vakantiegangers die op een stadswandeling graag een gevel bekijken en er plezier in hebben om uit te vinden uit welke tijd het gebouw in kwestie dateert, vinden in Sopron één van de mooiste en rijkste provinciesteden van het land. De kracht van Sopron ligt, om dat alvast maar te verraden, in de gotische bouwkunst, in de woning- en paleisbouw uit de 17de en 18de eeuw en in de zogenaamde romantische architectuur uit het begin van de tweede helft van de 19de eeuw. De romantische architectuur raakte in de tweede helft van de 19de eeuw over heel Hongarije verspreid en het is voor reizigers uit België en Nederland die deze stijl uit hun eigen omgeving nauwelijks kennen, de moeite waard om er bijzondere aandacht aan te besteden. Sopron is wat dat betreft een goed begin. Er is geen stad in Hongarije, ook Boedapest niet, waar zoveel romantische bouwkunst bewaard bleef.
Maar natuurlijk werden er in Sopron ook gebouwen in andere stijlen gebouwd. Zo staat rechts aan de Lackner utca een indrukwekkend, maar in de tijd dat het gebouwd werd al ouderwets classicistisch gebouw uit 1895. In het gebouw is de MBO bosbouw gevestigd. Veel minder opvallend, maar toch heel apart zijn de twee modernistische woningen uit de jaren 30 van de 20ste eeuw ertegenover op nr. 12 en 14. Naast het onderwijs-paleis staat het politiebureau, een gebouw in eclecticistische stijl.
Het appartementengebouw ernaast dateert uit 1943. De plastiek eert de nagedachtenis van Kristóf Lackner (1571-1631), de naamgever van de straat. Op de plastiek slaat hij zijn armen beschermend om de stad. Lackner was de burgemeester die Sopron in het begin van de 17de eeuw eindelijk een buitenmuur gaf. De bouw daarvan was een enorme onderneming en duurde maar liefst tien jaar: van 1617 tot 1627.
De Lackner Kristóf utca komt uit op het Ógabona tér, het plein waar vanaf de 14de eeuw de graanmarkt gevestigd was. Pas toen de stadsuitbreiding door burgemeester Lackner ommuurd werd, verdween de graanmarkt hier.
De hoge daken zijn kenmerkend voor Sopron. Ze bewaren de herinnering aan de Duitse steden waar veel inwoners van Sopron vandaan kwamen.
U gaat linksaf. Aan uw rechterhand in de Szinház utca staat een gebouw uit het begin van de 19de eeuw. Op nr. 6 staat een gebouw met een gevel in romantische stijl. U komt op de Várkerület, de hoofdstraat van Sopron, die buiten langs de burchtmuur loopt.
De muur, waarvan u een paak stukken zult zien, dateert nog voor een belangrijk deel uit de Romeinse tijd. In de 11de eeuw, toen de burcht opnieuw, maar nu als provinciehoofdstad van het kersverse Hongaarse koninkrijk, in gebruik werd genomen, werd het ruďneuze, maar nog altijd indrukwekkende verdedigingswerk opgeknapt. Zoals het met veel steden gebeurde, vestigden zich in de loop der jaren allerlei handelaren en ambachtslieden op en rond de plekken buiten de muren, waar geregeld markt werd gehouden. Op den duur ontstond zo een buitenmuurs Sopron, dat in de onzekere jaren van de Dertigjarige Oorlog uiteindelijk ook van muren werd voorzien. De muur van de oude stad was sindsdien een tweede verdedigingslinie. Om die reden was het ook verboden om tegen de stadsmuur woningen te bouwen. Dit verbod werd pas in de 19de eeuw opgeheven. Daardoor komt het dat de huizen aan de overkant van de Várkerület vaak ouder zijn dan die aan deze zijde en niet zelden nog uit de 15de eeuw dateren. Helemaal leeg bleef de strook onder de muur natuurlijk niet. De ‘stadsgracht’ was een plek waar stadsbewoners zich als het mooi weer (en vrede) was, graag ophielden. Er was altijd wel publiek en dat bracht handelaren van allerlei aard ertoe om daar een houten bouwseltje te beginnen of een simpele tent op te zetten. Halverwege de 19de eeuw, toen het bebouwen van deze terreintjes werd toegestaan, was het met dit ongeregelde wereldje snel gedaan. Welgestelde families uit de stad namen de strook over en bouwden er dure panden met een winkelruimte op de begane grond en een woning erboven. Kenmerkend voor deze manier van bouwen zijn de huizen op de nrs. 54, 56, 62 en 72. Het pand op nr. 54 dateert uit 1885 en is neorenaissancistisch van stijl. Die stijl was vanaf het eind van de jaren ’70 tot ver in de jaren ’80 voor representatieve gebouwen ook elders in Hongarije het meest gewild.
De huizen met poorten links kregen hun huidige vorm in het begin van de 19de eeuw, maar zijn veel ouder. Op nr. 7 staat een pand waarvan de poort gevormd wordt door een gotische puntboog. Rechts, op nr. 10, staat een gebouw in romantische stijl. Let op de prachtige natuurstenen poorten op de nrs. 31, 33, 35 en 39. Het laatste huis, op de hoek met de Ikvahíd, dateert uit de gotische middeleeuwen.
Het monument op het plein is van 1744 en eert de Onbevlekte Ontvangenis. Opvallend is dat het wel een latijnse en Duitse, maar geen Hongaarse tekst draagt. De bewoners van Sopron waren net als trouwens de bewoners van veel andere Hongaarse steden afkomstig uit families die ooit uit Oostenrijk of uit Duitsland erheen waren verhuisd. Al gauw beschouwden zij de stad min of meer als hun privé-bezit en maakten ze het nieuwelingen moeilijk of zelfs onmogelijk om er zich te vestigen. Daartoe door koninklijke privileges in staat gesteld konden stadsbesturen burgerrecht weigeren of aan een forse belasting koppelen en gilden konden nieuwkomers verbieden hun ambacht in de stad uit te oefenen. Steden konden zo een soort reservaten worden en zo kon zich ook het Duits als voertaal van generatie op generatie handhaven. De situatie veranderde pas in de jaren 40 van de 19de eeuw, toen voor het eerst joodse zakenlui tot de steden werden toegelaten. Omdat deze joden in het algemeen Duitstalig waren, had dit op de voertaal in de steden geen invloed. In veel steden was het Hongaars tot in de 20ste eeuw een tweede taal.
Verderop langs de Várkerület staan huizen uit de late 18de eeuw en fraaie panden uit de verschillende stijlperioden van de 19de eeuw.
De panden aan de overkant, nrs 81 tot 87, dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw. Nr 81 is in secessie-stijl gebouwd. Secessie is de in Oostenrijk en Hongarije gebruikte term voor de vernieuwing in onder andere de bouwkunst, die elders in Europa namen draagt als Jugendstil en Art Nouveau.
Op nr. 79 staat een classicistisch pand uit 1830. De gevel van het pand op nr. 77 is een vroeg voorbeeld van neo-renaissancestijl. Verwijzingen naar de renaissance kwamen op het eind van de jaren 70 van de 19de eeuw in de bouwkunst in de mode. Een ander huis in neo-renaissancestijl staat op nr. 65. Het dateert uit 1884. Het hotel op nr. 75 verrees in 1893. De panden op nr. 67 en 57 dateren uit het eind van de 18de eeuw. Het laatste werd in rococostijl gebouwd. Het pand op nr. 63 is uit 1816 en het pand op nr. 59 uit 1883.
Op nr. 55 bevindt zich een oud logement. In de muur is een stuk van een gotisch raam te zien. Een 19de-eeuwse plakette meldt dat de dichter-soldaat Miklós Zrinyi(1620-1664) er eens met maar liefst 800 soldaten te gast was. Zrinyi, die het als hardnekkig propagandist van de oorlog tegen de Turken in 1663 eventjes tot opperbevelhebber van het Hongaarse keizerlijke leger bracht, maar het jaar erop door een wild zwijn werd geveld, verwierf zich met zijn epos over de val van Szigetvár een plaats in de Hongaarse letteren.
Het huis op nr. 49 dateert uit 1850 en het pand op nr. 39 is 18de-eeuws.
Rechts aan de Hátsó kapu nr. 3 staat een stadspaleis in rococo-stijl. De deur is nog oorspronkelijk. De gevels van de huizen op de nrs. 4, 6 en 8 kregen hun huidige vorm in de eerste helft van de 19de eeuw.
Aan de overkant bleef een reeks huizen uit de 18de eeuw bewaard: de nrs. 31, 25, 19, 17, 15, 11, 9, 7 en 5.
Een goed voorbeeld van architectuur uit de jaren 50 van de 20ste eeuw is de supermarkt aan de Várkerület 100-102. Als u eronderdoor loopt, kunt u een stukje van de oude stadsmuur bekijken.
Aan de Várkerület 106 staat een gebouw in romantische stijl. De romantische stijl kende drie varianten met respectievelijk romaans, gotisch en moors ogende sierelementen. In dit geval koos de architect voor gevelversiering in moorse trant. Het gebouw op nr. 116 dateert uit 1851 en is een van de oudste gebouwen in romantische stijl.
Woningbouw van na de tweede wereldoorlog vindt u onder meer langs de Mátyás király út. Aan die straat staan mooie strakke blokken uit de jaren 50 van de 20ste eeuw met ertussen een enkel conservatiever gebouw. De straat begint links van de Szent Domonkos.
De grootste kerk van de stad is de Szent Domonkos, de dominicanerkerk (1719-1725), aan het Széchenyi tér. Het is een rijkbeschilderd en bomvol barok heiligdom met een enorme koepel als dak. Verstopt in het indrukwekkende hoofdaltaar zitten de deuren naar de sacristie. Naast de kerk bevindt zich het eveneens barokke klooster. De kerk en het klooster stonden oorspronkelijk aan een fors meer. In 1828 werd het meer drooggelegd en begon de verdere bebouwing en inrichting van dit gebied. Het plein, waarop in de 19de eeuw een dubbele rij bomen stond, gaf het paleis op nr 1 nog meer cachet. De bouw van dit enorme neorenaissancistische complex begon op het eind van de 18de eeuw en werd pas in 1851 afgesloten. Opdrachtgever was de familie Széchényi.
Even verder, op nr. 7-10, staat het postkantoor. Het is een pompeus gebouw in Artdeco-stijl uit 1911-1913. Stap ook even binnen om de bijzondere hall te bekijken. Naast het postkantoor staat de Lutherse school. Op de hof bevindt zich een collectie grafstenen uit de romeinse tijd. De grafmonumenten stonden langs de weg die van de stadspoort precies over het perceel liep waar nu het postkantoor staat.
Tot de leerlingen van deze school behoorde Dániel Berzsenyi, een dichter uit de Hongaarse romantiek. Sopron was een niet onbelangrijk Luthers centrum. In de stad was tot in de jaren 50 van de 20ste eeuw ook een Lutherse predikantsopleiding gevestigd.
Op nr. 15 staat het oude casino, een gebouw in neorenaissancestijl uit 1872.
Tegenover de kerk, aan het Széchenyi tér, staat naast elkaar een reeks gebouwen in romantische stijl. Ze dateren uit de jaren 50 van de 19de eeuw. De rij begint met de school van de Ursulinen op de hoek. Ook het gebouw ernaast (nr. 20) is romantisch. Als u de poort doorloopt, ziet u een eveneens in romantische stijl gebouwd donjon. De architect maakte gebruik van moorse sierelementen. De sierelementen op de gevel ernaast (nr. 19) zijn ontleend aan de gotiek. Naast dit gebouw volgen er nog twee in romantische stijl en op het plein achter het theater staat nog meer romantische architectuur.
In de jaren na de eerste wereldoorlog en na de val van de kortstondige Hongaarse radenrepubliek was Burgenland de thuisbasis van militairen die afkomstig waren uit het keizerlijke en koninklijke leger van weleer en die zich maar niet konden neerleggen bij het feit dat het met de heerschappij van de Habsburgers gedaan was. Al in het voorjaar van 1919 waren deze militairen in opstand gekomen tegen de Hongaarse radenrepubliek. Gesteund door aristocratische families die in dit gebied hun paleizen hadden, keerden zij zich na de val van de radenrepubliek tegen het besluit van de Entente om Sopron bij Oostenrijk in te delen. Resultaat van de volksstemming die deze militairen wisten af te dwingen, was dat Sopron bij Hongarije bleef. Op het Széchenyi tér staat een monument dat herinnert aan de militaire opstand in de maanden na de val van de radenrepubliek.
Het standbeeld op het plein is natuurlijk een afbeelding van de ‘grootste Hongaar’, zoals hij door Lajos Kossuth is genoemd, István Széchenyi (1791-1860), die overigens in 1835 ereburger van Sopron werd. Het beeld werd geplaatst in 1896, het jaar dat Hongarije haar duizendjarig bestaan vierde.
Het gebouw van de opera is classicistisch van stijl, maar de gevel op nr. 14 is weer romantisch.
U komt op het Petőfi tér met een beeldje van de dichter Sándor Petőfi als romantische jongeling. Omgeven door huizen en paleisjes uit de 18de en de 19de eeuw staat daar het Petőfitheater, een gebouw dat zijn huidige aanzien in 1909 kreeg. Architect was István Medgyaszay, die in West-Hongarije meer gebouwen in secessiestijl bouwde.
Het appartementengebouw op nr. 2 dateert uit 1840. Het laatbarokke gebouw op nr. 5 dateert uit 1786. Het gebouw met de rococo-gevel op nr. 6 werd in 1750 gebouwd voor de familie Festetics, een aristocratische familie die in Sopron prominent aanwezig was. In die tijd bevond zich op het plein nog een meer, dat gebruikt werd voor het drenken van paarden. Het meer werd in 1840 drooggelegd. Het pand op nr. 8 kreeg een neorenaissancistische gevel.
Loop de Szinház utca in. Het laatbarokke pand op nr. 32 dateert uit 1795. Op nr. 22 staat een appartementengebouw in romantische stijl. Ook het huis op nr. 17 werd in deze stijl gebouwd. Op nr. 10 staat een paleisje uit het eind van de 18de eeuw. Op nr. 8 volgt weer een romantisch gebouw.
Op de hof van het gebouw op nr. 13 kunt u een stukje van de stadsmuur zien. Parallel aan deze straat loopt het Ógabona tér. U vindt daar een paar fraaie 17de- en 18de-eeuwse paleizen: op nr. 44 een gebouw uit 1658, op nr. 34 een gebouw uit het jaar van de brand, 1676, op nr. 28 een gebouw uit 1781, op nr. 14 een gebouw in rococostijl en op nr. 18 een pand in een overgangsstijl tussen barok en classicisme (in Hongarije bekend als Copf-stijl). Het pand in romantische stijl op nr. 11 dateert uit 1855.
De burcht
Vanaf de Várkerület loopt u ter hoogte van nr. 50 langs de Előkapu en onder de toren door de burcht van Sopron in. Het fundament van de toren is een romeins bastion. Het vierkanten onderste deel dateert uit de 13de eeuw. Het ronde deel daarop is 14de- en 15de-eeuws. De rondgang met de pilaren is in 1681 gebouwd. Naast de toren vonden archeologen één van de twee poorten die de stad in de romeinse tijd had.
Aan de binnenkant kreeg de toren een sierpoort. “De natie aan Sopron”, staat erop. Het is een dankbetuiging van Hongarije aan de inwoners van Sopron die op 14 december 1921 bij een volksstemming in meerderheid aangaven bij Hongarije te willen behoren. De beeldengroep is een creatie uit 1928 van Zsigmond Kisfaludi Strobl, de maker van heel wat officiële beelden in de Horthy-tijd. De koningin in het midden stelt Hongarije voor. Ze wordt omgeven door trouwe inwoners van Sopron. De stadstoren kreeg zijn huidige vorm bij de herbouw na een enorme brand die in 1676 een groot deel van de oude stad verwoestte.
Het stadhuis, links, dateert uit 1894. In de entree staat het standbeeld van Mihály Sopronyi-Thurner, de man die er als burgemeester mede toe bijdroeg dat Sopron in 1921 onderdeel bleef uitmaken van Hongarije. Tijdens de bouw van het stadhuis kwamen de beelden tevoorschijn van Juno, Jupiter en Minerva, die sinds het begin van de 2de eeuw in de Romeinse tempel aan het forum stonden. De beelden staan nu in het museum aan het Fő tér 7.
Ga rechtsaf het Fő tér op. Rechts op nr. 7 staat het huis van de 17de-eeuwse burgemeester Kristóf Lackner. Boven de deur staat de tweede bede uit het Onze Vader: Fiat Voluntas Tua, Uw Wil Geschiede. Zoals het gebouw er nu bijstaat, is het 18de-eeuws. Uit die tijd dateert onder meer de prachtige patio met een dubbele gaanderij. In de middeleeuwen stond hier een woonhuis en een donjon.
In dit stadspaleis bevindt zich nu een museum. U vindt er een collectie meubels uit de 18de eeuw en verder een prachtige archeologische verzameling.
Het meest spectaculaire en meest geheimzinnige stuk uit de verzameling is een groot bronzen, kroonachtig voorwerp, dat gevonden is in de buurt van Haschendorf, een dorpje in Burgenland, en dat gedateerd wordt tussen 1000 en 800 voor Christus. De vondst is onder meer bijzonder omdat net zo’n kroon ook in het zuiden van Zweden is gevonden. De twee vondsten tonen aan, dat er al in die tijd contact was tussen deze regio en het gebied van de Oostzee. Deskundigen denken dat de geheimzinnige voorwerpen iets te maken hadden met de verering van de hemellichamen.
In de winter van 1944 op 1945 was Sopron tot driemaal toe het slachtoffer van gealliëerde bombardementen. De bommen legden een groot deel van de stad in puin. Ook in het burchtkwartier was de schade enorm. Gevolg van de bombardementen was, dat in veel gebouwen in het centrum natuurstenen raamlijsten en andere details tevoorschijn kwamen, die uit de middeleeuwen dateerden. Bij de naoorlogse restauratie zijn deze overblijfselen uit de middeleeuwen zoveel mogelijk geconserveerd.
Het gebouw aan het Fő tér 2 heeft een gevel uit de tweede helft van de 19de eeuw, maar in de zijmuur zijn de gotische ramen nog te zien. Het pand op nr. 3 was tot in de 15de eeuw het stadhuis. De gotische poort ervan werd in 1620 in barokke stijl aangepast. Ook in de barokke gevel van het gebouw op nr. 4 is nog een deel van de vroegere gotische ramen te zien.
Het classicistische gebouw (1829-1834) op nr 5 was ooit het provinciehuis. Als u de poort inloopt, kunt u een deel van de burchtmuur zien. Het huis op nr. 6 dateert ook uit de gotische middeleeuwen, maar kreeg later een fraaie laatbarokke gevel.
Het vertrek van de Turken in 1686 bracht Hongarije geen vrede, maar een nieuwe oorlog die op de kop af een kwarteeuw zou duren. Inzet ervan was de vraag of er in het Karpatenbekken na het vertrek van de Turken ruimte zou zijn voor een van de Habsburgers onafhankelijk Hongarije. In 1711 was de strijd eindelijk voorbij en kon de keizer zich heer en meester noemen van het hele gebied, het vorstendom Erdély incluis. Maar ondertussen had de oorlog het land wel onnoemelijk veel schade berokkend. Oorlogshandelingen, het gewelddadig optreden van soldaten tegen de burgerbevolking, hongersnoden en de daar onvermijdelijk op volgende pestepidemiëen hadden op het platteland vooral in het oosten van Hongarije een eind gemaakt aan het geregelde boerenbestaan. En het zou opnieuw een kwarteeuw duren eer de oorlogsschade enigszins was hersteld. De pestepidemiëen uit die verschrikkelijke jaren manifesteerden zich niet alleen in het oosten, maar drongen ook diep in West-Hongarije door. Het monument (1701) op het Fő tér herinnert aan een verschrikkelijke epidemie die van 1695 tot 1701 in het land woedde. Het is een dankbetuiging voor het feit dat Sopron bij die gelegenheid aan de pest ontsnapte. Het monument is gewijd aan de Drieëenheid, ‘Potienti, Sapienti Bonoque’ en geeft met het opschrift van deze godheid een moderne, verlichte verklaring: God is machtig, wijs en goed. In dit monument werd in Midden-Europa voor het eerst de gedraaide zuil toegepast.
De kleine, uit het eind van de 13de eeuw daterende gotische kerk was ooit een franciscaner kloosterkerk. De kerk is een drieschepig gebouw met een verdiept koor. Een marmeren plakette uit 1910 herinnert eraan, dat in de kerk tot dan toe het familiegraf van de Széchényi’s was. Het kloostergebouw staat achter de kerk. Op het eind van de 18de eeuw werden de meeste kloosters in opdracht van de keizer opgeheven. Ook het franciscaner klooster van Sopron ging toen op slot. In 1802 werd het door benediktijner monniken weer in gebruik genomen. In het klooster, dat in de 18de eeuw zijn huidige vorm kreeg, vonden archeologen een drieschepige en van gewelven voorziene gotische zaal uit de 14de eeuw.
Van het Fő tér loopt u de Templom utca in. De stadspaleizen op nr. 4 en 2 hebben maniëristische poorten. Ze waren ooit het eigendom van de Esterházy’s. Deze aristocratische familie domineerde het gebied rond Sopron. Ook in Burgenland had de familie verschillende paleizen. In het gebouw is nu het mijnbouwmuseum gevestigd. De Maria in de gevel van het paleis op nr 2 is een kopie van de Maria van Celldömölk, een belangrijke bedevaartsplaats, die ook door inwoners van Sopron geregeld werd bezocht. Overigens is de Maria van Celldömölk zelf ook een copie, maar daarover vindt u meer bij de beschrijving van die plaats. In het gebouw op nr. 4 bevindt zich het bosbouwmuseum. In Sopron zijn gebouwen in secessie-stijl een zeldzaamheid. Maar hier in het burchtkwartier staat er toch één, op nr. 8. Het gebouw op nr. 10, oorspronkelijk een Lutherse school, is romantisch van stijl.
De Lutherse kerk (1782-1784) op het plein rechts is één van de eerste monumentale classicistische gebouwen in Hongarije. Onder de goeddeels Duitse stadsbevolking kreeg de Lutherse reformatie in de 16de eeuw grote invloed. Vooral in de gebieden die in de tweede helft van de 16de en in de 17de eeuw tot het Habsburgse koninkrijk Hongarije behoorden, bleef het Lutheranisme sterk. In de tweede helft van de 17de eeuw kwam de contrareformatie ook in Sopron op gang en in 1674 moest de stad de kerkgebouwen weer aan de roomskatholieke kerk overdragen. Protestanten die hun godsdienst wilden blijven uitoefenen, moesten naar noodoplossingen uitzien. Zo bouwden de Luthersen een houten kerkje. Het gebouw stond in de tuin van een Lutherse familie, die hier in het burchtkwartier woonde. Een eeuw later, onder het keizerschap van Jozef II, konden de Luthersen eindelijk een echte kerk bouwen.
Links op nr. 5 staat een huis, waarvan de gotische oorsprong nog duidelijk zichtbaar is. Links begint de Kolostor utca met ook weer veel oude stadspaleisjes. Op nr. 11 staat een paleis van de familie Zichy, een belangrijke aristocratische familie.
U loopt de Templom utca verder in. In de pastorie op nr. 12, een oorspronkelijk gotisch gebouw, bevindt zich het Lutherse museum. In het gebouw op nr. 18 is de Körmendi Galéria gevestigd. In deze galerie worden exposities van moderne beeldende kunst gehouden. In de muren van de gebouwen aan de overkant, nrs. 7 en 9, vonden archeologen stukken van ramen uit de middeleeuwen. De gevels op de nrs. 11 en 13 dateren uit de 17de eeuw.
In de 18de eeuw was het huis op nr. 20 de Lutherse pastorie. Aan het feit dat één van de dominees van toen een verzamelaar van oude stenen was, is het te danken dat zich nu op de hof een Romeinse grafsteen bevindt.
De belangstelling werd blijkbaar door de buren (nr. 22) gedeeld, want zij lieten in hun gevel een Romeinse grafsteen inmetselen
Aan het eind van de straat staat het gymnasium. Het werd in romantische stijl gebouwd. Op de plek van het naoorlogse woonhuis op nr. 23 bevond zich vroeger de synagoge van de neologe joodse gemeente met de bijbehorende school. Het gebouw werd in 1944 door een gealliëerde bom verwoest.
U gaat linksaf de Fegyvertár utca in. In het pand op nr. 2 is de 17de- eeuwse poort nog zichtbaar. Het gebouw, dat tot ver in de 18de eeuw dienst deed als wapenopslagplaats, kreeg in de 19de eeuw een voorgevel in romantische stijl. Onder het gebouw vonden opgravers een stukje terug van de hoofdstraat van de stad in de Romeinse tijd.
In de hoek van de straat staan het klooster, de kerk en de school van de Ursulinen. De voorkant van dit geweldige, uit de jaren rond 1860 daterende complex, waarvoor een stuk van de oude burchtmuur moest wijken, hebt u aan het Széchenyi tér gezien. De romantische architectuur van halverwege de 19de eeuw kende verschillende varianten. Eén ervan was de neogotische. Deze variant werd toegepast in de gevel van de school. In het klooster is nu een museum voor roomskatholieke kerkelijke kunst gevestigd. Onder de hof van de school vonden opgravers de zuidelijke poort van de Romeinse stad.
Het huis aan Orsolya tér 5 is van middeleeuwse oorsprong. De waterput op het plein dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw en stond oorspronkelijk in de kloosterhof van de franciscanen. De sierput raakte tijdens de tweede wereldoorlog ernstig beschadigd. Zijn huidige vorm kreeg hij na de oorlog.
Op het plein tegenover de kapel van de Ursulinen begint het oude jodenstraatje, de Új utca. Dit straatje is in de 13de eeuw aangelegd. Aan het eind van de 14de eeuw stond het bekend als de Jodenstraat. Dit betekent echter niet dat er alleen joodse familes woonden. Zo was het huis op nr. 26 bijvoorbeeld bezit van de bisschop van Győr. Sopron kreeg joodse inwoners in de 13de eeuw, de periode waarin het zich van burcht tot stad ontwikkelde en van de koning (Béla IV en later László de Koemaan) de bijbehorende privileges kreeg. Een rol speelde mogelijk ook de jodenwet van Béla IV die joodse zakenlui rechtszekerheid bood. De joodse inwoners waren, naar verondersteld wordt, afkomstig uit Oostenrijk en Beieren.
Op nr. 22 is de synagoge teruggevonden, die in de middeleeuwen in gebruik was. De synagoge is een gotisch gebouw uit het begin van de 14de eeuw en maakte deel uit van een complex waartoe ook een ritueel bad behoorde en een gebouw waarin reizende kooplui onderdak konden vinden. Bij de restauratie slaagde men erin de eigenlijke synagoge en de gebedsruimte voor de vrouwen te restaureren. Ook waterput van het badhuis werd teruggevonden. Op voorschrift van het stadsbestuur bouwden de joden hun synagoge niet aan de straat, maar een flink stuk naar achteren. Dit gebeurde overigens overal in het middeleeuwse Europa. Boven de toegang tot de synagogezaal bevindt zich een gotische timpaan die dateert uit de tijd van de bouw van de synagoge. Op de timpaan is ook nog iets van de oorspronkelijke kleur te zien. In de synagogeruimte vond de restaurateur de nis, waarin de wetsrollen werden bewaard, de zitnis van de voorzanger en, in het midden van de zaal, de preekstoel.
De synagoge overleefde de uitwijzing van de joden in 1360 en de pogroms in de 15de eeuw (er zijn pogroms bekend uit 1440, 1460 en 1490, direct na de dood van koning Mátyás) , maar na de verdrijving van de joden uit Sopron in 1526 kwam het gebouw leeg te staan. Aan de overkant, op nr 11, werd nog een middeleeuwse synagoge gevonden. Deskundigen gaan ervan uit, dat dit de privé-synagoge van een vooraanstaande joodse familie was. Deze synagoge werd rond 1370 gebouwd en was tot 1500 in gebruik. Daarna kwam het pand in handen van een niet-joodse eigenaar.
In 1944 was de Új utca het getto, van waaruit de joden van Sopron naar Auschwitz werden gedeporteerd.
Op het punt waar de Új utca en de Szent György utca elkaar ontmoetten, vonden opgravers het forum het stadsplein uit de Romeinse tijd. Het Romeinse plaveisel ligt maar liefst vier meter onder het huidige straatpeil.
U loopt terug naar het Orsolya tér en gaat daar linksaf de Szent György út in. Op nr. 24 staat een pand in romantische stijl uit 1859.
Aan de Szent György utca staan een paar fraaie, 17de eeuwse paleizen in renaissance-stijl. Het pand op nr. 22 dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. Met zijn fraaie hof met arcaden doet het sterk denken aan de renaissancistische paleisarchitectuur in Noord-Italië. Ook het paleis op nr. 12 werd in de 17de eeuw in renaissance-stijl gebouwd. Het paleis op nr. 13 heeft met drie verdiepingen met arcaden misschien wel de meest spectaculaire renaissancistische hof van Sopron. Het gebouw op nr. 7 tenslotte dateert uit 1650. De gebouwen op nrs. 5 en 7 waren in de 18de eeuw in gebruik bij de Jezuďeten.
Op nr. 16 staat een paleisje in rococostijl. Het was ooit het bezit van de familie Széchényi, later van de familie Erdődy. Het gebouw op nr. 14 was eigendom van de evangelische kerk. Op de parterre bevindt zich een ruimte die van een gotisch gewelf is voorzien. De hof heeft een dubbele rij arcaden. De huizen op de nrs. 8 en 10 dateren ook uit de middeleeuwen. Het paleis op nr. 3, van oorsprong een gotisch gebouw, werd in 1755 het eigendom van de familie Festetits. Op de begane grond van wat nu een restaurant is, bevindt zich een zaal met gotische gewelven. In de poort bleven de gotische zitnissen bewaard.
In het oude Sopron staan twee gebouwen, waarvan de oorsprong teruggaat op een moord. Ergens tegen het eind van de 14de eeuw sloegen Henrik Gaissel en Johann Schmuckenpfennig de hand aan een zekere János Büki. Over de achtergronden van de moord tasten we tot op de dag van vandaag in het duister. We weten alleen dat Gaissel en Schmuckenpfennig beiden snoeirijke burgers waren, van Duitse of Oostenrijkse komaf, zoals de meeste stadsbewoners in die tijd. Hoewel de moord aan het licht kwam, werden de twee heren niet door een burgerlijke rechter gestraft. De kerk trad echter wel op: zij verplichtte de moordenaars tot een bedevaart naar het Heilige Land.
Bedevaarten naar Jeruzalem, maar ook wel naar Santiago de Compostela of naar andere verre en heilige oorden werden in die tijd vrij vaak als straf door de kerk opgelegd. Het was onmiskenbaar een zware straf, omdat de af te leggen weg nu eenmaal lang was en vol gevaar en het lang niet zeker was dat de betrokkene vrouw en kinderen levend zou weerzien. Maar wie daartoe financiëel in staat was, kon de straf ook afkopen, al was daar wel de toestemming van de paus voor nodig. Dit laatste gebeurde in het geval van de burgers Gaissel en Schmuckenpfennig. Gaissel legde het geld op tafel dat nodig was om de franciscaner kerk van een toren te voorzien en Schmuckenpfennig fourneerde om van de reis naar Palestina af te komen de middelen voor de bouw van de Szent György, oftewel Sint Joris kerk. In 1393 schonk Schmuckenpfennig een bouwterrein voor de kerk en vijf jaar later stond daar een eenschepig gotisch heiligdom op.
Het idee voor de bouw van een kerk was ontstaan in de kring van de Sint Joris Broederschap, een vereniging waarvan de upper ten van Sopron, om precies te zijn alle stadsbestuurders én alle priesters, lid was. De kerk werd hun vergaderlokaal en daarom werd ze ook aan de drakendoder Sint Joris gewijd. De kerk had in die tijd een toren in het midden van de voorgevel en ter weerszijden van de toren een ingang. Boven de deuren bevonden zich twee timpanen die tot op de dag van vandaag in de gevel te zien zijn. De linkertimpaan laat twee voorstellingen zien uit het leven van de heilige Margareta van Antiochië: haar overwinning op de draak en haar onthoofding. Op de rechtertimpaan staan Sint Joris en zijn draak. De twee timpanen dateren uit de tijd van de bouw van de kerk. In de middeleeuwen hadden de heilige Margareta en de heilige Joris in de kerk elk een eigen altaar. Later werd het hoofdaltaar aan Sint Joris gewijd en kreeg Margareta een zijkapel. Ook op het altaar is haar strijd met de draak afgebeeld. Het schilderij is uit 1764.
De kerk kreeg een fraai gotisch gewelf. In 1427 werd een koor aangebouwd. Bij de restauratie werd een zitnis uit die tijd teruggevonden.
Op het eind van de 16de eeuw gaf het stadsbestuur, dat nog altijd de feitelijke eigenaar van het godshuis was, de kerk ten gebruike aan de hervormden. En dat bleef de situatie totdat een eeuw later ook in Hongarije de contrareformatie onder stoom kwam.
Dankzij de steun van Miklós Esterházy, inwoner van Sopron en nádor, dat wil zeggen de officiële plaatsbekleder van de koning, konden de Jezuďeten zich in 1636 aan de rand van Sopron vestigen. In 1674 gaf Leopold Kollonich, de bisschop van Győr, de kerk aan de jezuďeten. Zij renoveerden de kerk na de grote brand van 1676. Ze bouwden tussen de gotische pilaren de zijkapellen met hun zware, niet helemaal ronde bogen en gaven het gebouw ook de herenhuisachtige voorgevel, die zo kenmerkend is voor de Italiaanse barok. Ook de beelden van Maria en Jozef in de gevel werden door de Jezuďeten geplaatst (1716). Het hoofdaltaar is een cadeau uit 1713 van Mihály Esterházy. Links in het altaar staat een beeld van Ignatius van Loyola, de oprichter van de orde van de Jezuďeten. In 1773, na de opheffing van de orde van de Jezuďeten werd de Szent György een z.g. kapittelkerk, dat wil zeggen een kerk die onder de bisschop van Győr ressorteerde. In 1882 kreeg de kerk, nadat de oude toren was ingestort, een piekfijne toren in renaissancestijl. Hij staat tegen het koor en is vanaf de Várkerület beter te zien.
De Balfi út en omgeving
Tegenover het Maria-beeld aan de Várkerület loopt u de Ikvahíd in. De huizen op nrs. 1 en 2 kregen hun huidige aanzien in het begin van de 19de eeuw. Het huis op nr. 2 was in de middeleeuwen het ziekenhuis van de stad.
Links staat de Heilige Geestkerk. Het godshuis dateert uit de gotische middeleeuwen, maar werd op het eind van de 18de eeuw ingrijpend in barokke geest gerenoveerd.
Rechts begint de Balfi út. Het is een lange, licht kronkelende oude straatweg, die de Ikva een eindweegs volgt om dan af te slaan naar het badplaatsje Balf. Langs deze drukke verbindingsweg vestigden zich al in de middeleeuwen zakenlui. Na de bouw van de buitenmuur lag de oude weg opeens in de stad. De Balfi út wordt aan weerszijden bijna huis aan huis omzoomd door woningen met een halfronde poort. Net als in de zogenaamde Weense buitenstad, de wijk links van de kerk, staan ook hier door elkaar woningen van ambachtslieden of kooplui, woningen die meer het karakter van een boerderij hebben én stadspaleisjes. Een boerderij is bijvoorbeeld het laat-renaissancistische pand op nr. 29. Aan de woning is een bedrijfsgebouw gekoppeld met een bergplaats voor de kar en een hooizolder. Op nr. 49 staat een stadspaleisje in rococo-stijl.
U loopt de Balfi út in en neemt dan rechtsaf de Bem út. Aan de overkant van het park met de enorme platanen staat de ruďneuze, uit 1890 daterende, orthodoxe synagoge (nr 12-14). U kunt door de Torna utca teruglopen naar de Várkerület.
Ook rond de Heilige Geestkerk bleven oude sferen bewaard. Aan de Szent Mihály utca bijvoorbeeld staan verschillende huizen, waarvan de oorsprong teruggaat tot in de middeleeuwen. In de middeleeuwen stonden de huizen haaks op de straat. Op die manier werd het huis op nr. 3 gerestaureerd.
Als u voor de kerk langs loopt, komt u in de Szent Lélek utca. Langs deze straat staan verschillende huizen uit de 17de en de 18de eeuw. In deze wijk, de ‘Weense buitenstad’ dus, woonden van het begin af aan ambachtslieden en wijnboeren en misschien ook wel vissers die op de Neusiedler See de kost verdienden. Let op de deurknoppen van het huis op nr. 9. In de middeleeuwen bestonden de woningen in Sopron meestal uit een hoofd- en een bijgebouw. In de barokke woning op nr. 13 bleef deze indeling bewaard. In het bijgebouw, dat van een flinke wijnkelder is voorzien, stond de wijnpers.
U komt op het Sas tér. Langs de Rózsa utca links staan nog heel wat 18de-eeuwse huizen. De weg die rechts naar boven voert, brengt u naar de Sint Michael kerk. Het is een drieschepig heiligdom. De schepen zijn van gewelven voorzien. In het koor, dat verdiept is om ruimte te bieden aan kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, bevinden zich zitnissen. Ook in de linker zijbeuk bevindt zich een zitnis. Opvallend zijn de naar verhouding kleine ramen, een kenmerk van de Hongaarse gotiek. Het offerblok achter in de kerk draagt het Duitse opschrift ‘Für die Armen’. De kerk dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw. Sinds 1565 werd de kerk door katholieken én protestanten gebruikt. Vanaf 1606 kerkten de Luthersen hier. In 1674 kwam het godshuis weer in bezit van de roomskatholieke kerk. In de kerk staat een Mariabeeld uit 1460.
Naast de forse Sint Michael ligt de Sint-Jacobuskapel, een gotisch heiligdommetje uit de 13de eeuw met een uniek achthoekig schip.
Vlakbij de kerk ligt de oude begraafplaats. Veel zerken dragen een Duits opschrift. Naast de poort die toegang geeft tot de begraafplaats bevindt zich het graf van een inwoner van Sopron die op 8 september 1921 in Ágfalva sneuvelde. Het betreft een militair die deel uitmaakte van een uit het oude keizerlijke en koninklijke leger gevormd opstandelingenleger. Mede op instigatie van pro-Habsburgse aristocraten probeerden deze militairen na de val van de Radenrepubliek alsnog de terugkeer van het Habsburgse huis op de Hongaarse troon mogelijk te maken.
In het plaveisel voor de ingang van de begraafplaats is de plek aangegeven waar de stadsmuur liep.
Tegenover de Sint Michael kerk, aan de Szent Mihály utca 35, liggen enkele traditionele 19de-eeuwse woningen met poort.
Loop terug naar het Sas tér en ga daar rechtdoor de Rózsa utca in. Aan het eind ervan gaat u rechtsaf en dan nogeens rechtsaf de Szélmalom utca in. Aan het eind gaat u linksaf de Bécsi út in. Steek aan het eind van die straat de autoweg over en loop omhoog. U komt nu bij de overblijfselen van het amfitheater uit de Romeinse tijd. Het open-luchttheater bood plaats aan maar liefst 14.000 toeschouwers en was er dus blijkbaar op berekend dat niet alleen uit de stad, maar ook van de boerderijen in de omgeving belangstellenden op de spelen afkwamen.
Loop terug de Bécsi út in. Langs deze straat staan nog flink wat 18de-eeuwse huizen (nrs. 3, 6, 8, 10, 14 en 16). Het wapen in de gevel van het huis op nr. 15 is afkomstig uit de stadspoort. Rechts staat de Johannieter kerk. De Johannieter kruisridders verschenen in 1247 op uitnodiging van koning Béla IV in de stad. Zij kregen tot taak de Weense poort, die vlakbij de Sint Michael kerk lag, te verdedigen. De kerk is een uit de 13de eeuw daterend eenschepig gotisch gebouw. Even verder rechts bevindt zich het bakkerijmuseum. Via het Sas tér en de Ikvahíd loopt u weer terug naar de Várkerület.
Uitstapje naar Fertőrákos
De Szent Mihály kerk lag nog net binnen de stadsmuur. Vlakbij de kerk was de stadspoort. Bij deze poort begon de weg naar Pressburg, de oude hoofdstad van het Hongaarse koninkrijk. U volgt deze weg, de Pozsonyi utca, in de richting van Fertőrákos. De weg leidt naar het gevangenisdorp Sopronkőhida. De flats links aan het begin van het dorp werden in de jaren ’50 voor het gevangenispersoneel gebouwd.
De gevangenis van Sopronkőhida, oorspronkelijk overigens een suikerfabriek, was op het eind van de oorlog een tussenstation in de deportatie van zigeuners. De omstandigheden waaronder de zigeuners hier werden vastgehouden, waren verschrikkelijk. Zo moesten er velen ’s winters buiten bivakkeren. Voor veel zigeuners werd Sopronkőhida in werkelijkheid eindstation. Hetzelfde geldt voor enkele oppositionele politici. Zo werd Endre Bajcsy-Zsilinszky in deze gevangenis geëxecuteerd. Bajcsy-Zsilinszky had op het laatst van de oorlog pogingen gedaan om een alternatieve regering bijeen te brengen, die in staat zou zijn de deelname van Hongarije aan de oorlog te beëindigen. In Sopronkőhida hebben ook mensen gevangen gezeten om hun rol tijdens de opstand van 1956. Enkelen van hen zijn hier ook terechtgesteld. Zij werden op de begraafplaats van de gevangenis begraven. U vindt de begraafplaats als u onmiddellijk na de gevangenis linksaf gaat en de eerste weg links neemt.
Even voorbij het dorp gaat links (bord Paneuropai Piknik) een weg naar de Oostenrijks-Hongaarse grens. Aan het eind van de weg vond op 19 augustus 1989 een demonstratieve picnic plaats. Doel ervan was om de grens te openen voor Oostduitsers die via Hongarije in de Duitse Bondsrepubliek hoopten te belanden. Boven de bosrand steekt nog een wachttoren uit de IJzeren-Gordijntijd uit. Aan de overkant van de asfaltstrook, ooit onderdeel van dat Gordijn, staat een wachthuisje van Oostenrijkse grenswachten. Zij beduiden een eventuele wandelaar dat het verboden is om hier de grens over te steken.
U rijdt het weggejte terug en vervolgt de weg richting Fertőrákos. Aan het begin van dit dorp ligt een grote steenmijn. Vijftien miljoen jaar geleden lag Fertőrákos net als trouwens een groot deel van Hongarije op de bodem van een enorme binnenzee. In de mijn werd kalksteen gewonnen, die zich toen op de bodem van de zee afzette. Op het gebied van de mijn, waarin zich overigens intussen een compleet theater bevindt, kunt u nu een wandelingetje maken. In de oorlogsjaren was de mijn nog in gebruik. Een plakette herinnert aan de joodse dwangarbeiders die hier in 1944 en 1945 zijn omgebracht.
Het monument op de mijn is ook nog een herinnering aan de picnic van 1989. Het is een schepping van een kunstenares uit de keizerlijke en koninklijke familie van weleer, Gabriela von Habsburg. Op de zuil komen de namen van nog twee Habsburgers voor: Walburga en Otto. Blijkbaar onderhield het Hongaars Democratisch Forum (MDF), de politieke partij, die de picnic organiseerde, nauwe banden met het gewezen Hongaarse vorstenhuis. Hoewel het MDF, alvorens tot een politieke splinter ineen te schrompelen, Hongarije vier jaar regeerde (van 1990 tot 1994), leidde dit niet tot een terugkeer van de Habsburgers in de Hongaarse politiek.
Ga bij de steenmijn niet rechtsaf het dorp in, maar rechtdoor. Vanaf de weg kijkt u uit over de Neusiedler See, het Fertő tó. Het meer, dat Hongarije met Oostenrijk deelt vanaf het moment dat het de politieke band met dat land verbrak, is nog een laatste rest van die oude binnenzee. Het meer is een beschermd natuurgebied met een rijkgeschakeerde vogelwereld.
Twee kilometer verder, precies op de grens met Oostenrijk, bevindt zich een grot met daarin een 3de-eeuws Mithras-heiligdom. De verering van de Perzische zonnegod Mithras was door Romeinse legioen-soldaten uit het Midden-Oosten hierheen gebracht. De tempel behoorde bij een villa, een Romeins landbouwbedrijf. Bij de oude tempel bevindt zich een bemande grenspost. U kunt hier officiëel de grens over en de wandeling langs het meer op Oostenrijks grondgebied voortzetten.
U gaat terug naar de steenmijn en volgt dan linksaf de weg naar Fertőrákos. Het dorp heeft nog wat traditionele boerenwoningen. Midden in het dorp staat het zomerpaleis van de bisschop van Győr.
Hoewel Fertőrákos zich altijd met de status van dorp heeft moeten vergenoegen, had het al in de 14de eeuw een heuse muur.
Aan het eind van het dorp gaat linksaf een weg naar het meer. U kunt daar een rondvaart maken.
Sopronbánfalva en Várhely
Uit de gotische middeleeuwen bleef in Sopron heel wat bewaard en werd er nog meer door restaurateurs en oudheidkundigen herontdekt. Herinneringen aan de eeuwen ervoor, de romaanse middeleeuwen, zijn er echter amper. In de omgeving van de stad ligt dat anders. In verschillende dorpen in de omgeving bleven romaanse heiligdommen bewaard.
De romaanse bouwkunst biedt in Hongarije een gevariëerd beeld. Bouwmeesters putten hun inspiratie onmiskenbaar uit verschillende bronnen. Dit blijkt met name bij de vorm die ze de absis gaven en bij de manier waarop deze heilige ruimte aan de kerkruimte werd gekoppeld. Ook in de omgeving van Sopron vinden we wat dat betreft oplossingen die sterk van elkaar verschillen. Het merkwaardigste is misschien wel het kerkje van Stoob in Burgenland, dat een hoefijzervormige absis heeft. Bijzonder is ook de Maria Magdalena kapel van Sopronbánfalva.
U bereikt dit plaatsje, nu een buitenwijk van Sopron, als u op de Lackner Kristóf utca de weg rechts van het busstation, de Ferenczi J. utca, ingaat en de richting Ágfalva en dan Brennbergbánya aanhoudt.
In de kerk van Sopronbánfalva is de absis zo nadrukkelijk van de kerk gescheiden, dat het wel een afzonderlijk gebouw lijkt. De absis zelf, een grote vierkanten ruimte, kreeg later een gotisch gewelf. De afscheiding wordt gevormd door een romaanse boog. Aan de binnenkant van de boog vonden de restaurateurs de romaanse afbeelding van een heilige. Rechts in de absis bevindt zich de zitnis voor de priester. Links in de muur is een ruimte voor de hostie. Anders dan de absis kreeg het schip een houten dak.
Boven het dorp torent het oude Paulaner klooster uit. Ook het heiligdom van dit klooster, nu een Carmelietenklooster, is middeleeuws. De krypte bood een laatste rustplaats aan een geestelijke uit de familie Széchenyi, een op een na laatste rustplaats om precies te zijn. Want in het begin van de 20ste eeuw werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar Nagycenk, waar de familie een eigen krypte had.
Als u verder rijdt richting Brennbergbánya en bij het eerste pad links parkeert, kunt u een wandeling naar de Várhely (482 m) maken.
Met in de rug de uitlopers van de Alpen en in het noorden de Neusiedler See ligt Sopron op een plek die sinds mensenheugenis een van de toegangspoorten tot het Karpatenbekken is. Langs dit punt kwam ook een deel van het verkeer, dat de Scandinavische wereld en het Middellandse Zeegebied met elkaar verbond. Opgravers hebben vastgesteld, dat ook de Kelten langs deze weg in het Karpatenbekken doordrongen. Op de Várhely lag al in de tijd voor de Kelten een reusachtige burcht. De Kelten gebruikten de burcht aanvankelijk als begraafplaats, later maakten zij er op hun beurt een versterking van. Halstatt, één van de centra van de oude Keltische beschaving, ligt hier overigens hemelsbreed niet zo ver vandaan in de Alpen.
Volg de beek een eindweegs stroomopwaarts en neem dan de route die wordt aangegeven met een rode streep in een wit vlak. De plek van de burcht wordt gemarkeerd door een uitkijktoren. Delen van de oude aarden wal zijn met het blote oog nog te onderscheiden. De wandeling duurt heen en terug tweeënhalf uur.
Logeren in Sopron
In de omgeving van Sopron zijn verschillende campings. Wildkampeerders vinden prettige plekken in de omgeving van Sopronkőhida (zie de routebeschrijving).
De stad zelf biedt verschillende logeermogelijkheden. Aantrekkelijk zijn ook Fertőrákos aan de Neusiedler See en het kleine kuuroord Balf.
Voor inlichtingen kunt u terecht bij het kantoor van Tourinform, Előkapu 11, tel 99/338892, 338592 en bij Escort Tourist, Orsolya tér 4, tel 99/320670.