Kees Bakker, Decor voor een nieuwe eeuw. Bron: www.keesbakker.com

Decor voor een nieuwe eeuw

door Kees Bakker

Europese hoofdsteden zijn snel een paar eeuwen en heel vaak ook een paar millennia oud. Het zijn plekken die als het ware de samenvatting zijn van de geschiedenis van het land, de grond waarin het historische besef van de natie wortelt, het nationale openlucht-museum waar van de gevels kan worden afgelezen wat het land in de loop der tijd betekend heeft, de bewijsplaats voor het historische bestaansrecht.
Boedapest is niet zo’n stad. De Hongaarse hoofdstad is nog bij lange na geen anderhalve eeuw oud. Van Boedapest kan ook niet gezegd worden dat ze is ontstaan. De stad zag niet langs natuurlijke weg het licht. Ze werd niet geboren, maar gemaakt, per decreet in het leven geroepen zelfs, in 1873 en door keizer/koning Frans-Jozef om precies te zijn.
De samenstellende delen waren het vegeterende, kleinsteedse Obuda, het daar nog een stevig eind lopen vandaan gelegen, rijkere, maar vreselijk ouderwetse en provinciaalse Buda en aan de andere kant van de rivier de meest bedrijvige van de drie, de stad die in het revolutiejaar 1848 nog een vergeefse poging had gedaan om centrum van de natie te worden, Pest.
Met het decreet was de hoofdstad uiteraard nog niet gebouwd en het lijkt ook wel of de nieuwbakken hoofdstedelingen durfden pas na heel wat jaren hun oren geloven. Want er was wel wat bouwactiviteit in de jaren ’70 van de vorige eeuw en de gebouwen uit die tijd waren ook wel wat forser en wat hoger dan de architectuur van de decennia daarvoor, maar gebouwen die recht deden aan de nieuwe status van de stad kwamen op een enkele uitzondering na toch pas in de late jaren ’80 en nog later tot stand. In die tijd, twintig, dertig jaar na de keizerlijke kunstgreep, ontstond Boedapest pas echt.
Zo werd de Hongaarse hoofdstad meer dan veel andere Europese steden een stad van deze tijd, bij uitstek en exclusief 20ste-eeuws. Geen stad waar deze eeuw zo weinig gehinderd werd door het verleden, geen stad waar de toekomst, de 20ste eeuw, zich zo ongeremd kon voltrekken.
Voor de geschiedenis was er op het laatst van de vorige eeuw onmiskenbaar een minder dan gemiddelde belangstelling. Niet het verleden, maar juist de afrekening ermee had alle aandacht, de afrekening en het begin van iets nieuws, van een nieuwe tijd. Overal in Europa was het enthoesiasme over de nieuwe eeuw die op het punt stond om te beginnen, enorm en overal waren de verwachtingen buitengewoon hooggespannen. Het was moeilijk een probleem te bedenken waarvoor de 20ste eeuw naar de stellige overtuiging van veel 19de-eeuwers niet de oplossing zou brengen. En misschien omdat zich daar ook meer problemen aandienden, waren de verwachtingen in de nieuwe hoofdstad van Hongarije nog hoger gespannen dan elders.
Zo’n extra, uit de 19de eeuw nog overgebleven probleem was dat van de vorming niet alleen van een nationale staat, maar ook van een natie en van een nationale identiteit. Het probleem hing met het late verschijnen van Boedapest op het Europese toneel ten nauwste samen. Hongarije was na de aftocht van de Turken aan het eind van de 17de eeuw de geschiedenis ingestapt als een zij het fors gebiedsdeel van het Habsburgse Rijk. Uit alle delen van dat rijk waren nieuwe inwoners naar het ontvolkte land getrokken en op heel wat plekken hadden nieuwe vreemde heren zich paleizen laten bouwen. In 1849 was een poging om Hongarije tot een zelfstandige natie te maken door de verenigde reactie, keizer en tsaar, gesmoord.
Elders in Europa echter, en wat voor de positie van de Habsburgse vorst met name van belang was: in Italië en in Duitsland, had de vorming van nationale staten wel voortgang gevonden. In 1859 leed de keizer pijnlijke nederlagen bij Magenta en Solferino. In de jaren ’60 koos Bismarck voor een Duitse nationale staat onder leiding van Pruisen en zonder Oostenrijk, dat in 1866 in een Blitzkrieg van zeven weken uit Duitsland werd verjaagd. Achter een onverhoeds inter-Duits ijzeren gordijn likte een vernederde en op zichzelf teruggeworpen keizer Frans-Jozef zijn wonden en kwam hij op de gedachte om de Hongaren die hij eerder zelf zo bloedig vernederd had een compromis aan te bieden. Zo werden de Hongaren opeens van hogerhand tot natie gebombardeerd, dat wil zeggen tot een koninkrijk waarvoor hoe kan het anders Frans-Jozef zelf zo vrij was zich als koning aan te melden.
Wat betekende het nu om opeens een eigen koninkrijk te hebben en wat betekende het eigenlijk om Hongaar te zijn? Dat was een thema waarover de inwoners van de nieuwe hoofdstad gepassioneerd met elkaar discussieerden, terwijl ze de 20ste eeuw binnenstapten en terwijl rondom hen de coulissen voor de nieuwe eeuw werden opgebouwd.
De visie van de mensen die de stad bouwden was even duidelijk als radicaal: de Hongaren moesten een modern volk worden en Boedapest een zo modern mogelijke, zo internationaal mogelijke stad. Aan verwijzingen naar het verleden, aan nationale nostalgie hadden zij geen boodschap. Hongarije zou niet ontwaken door zich aan traditionele eigenaardigheden vast te klampen, maar kon alleen tot nieuw leven komen als het zich geheel en al aan de nieuwe tijd zou uitleveren.
Aan het begin van de jaren ’90 waren de wanden van de Grote Ringstraat, die gevormd wordt door de Ferenc körút, de József körút, de Erzsébet körút, de Teréz körút en de Szent István körút, nog verre van compleet. Wie vanaf het Nyugati Pályaudvar een ritje met de paardetram maakte, keek nog overal tussen de appartementengebouwen door naar buiten, naar het boerenland en wie over de deftige Andrássy út een wandeling ondernam in de richting van het huidige Hösök tere, raakte halverwege al in een min of meer landelijke sfeer en kwam op het eind in een uitgesproken wildernis terecht. Boedapest van anno 1890 had iets van een Wildwest-stad en de nieuwe gebouwen leken, hoe imposant ook, eenzame coulissen in een vreemde omgeving.
Hongarije was overweldigend boers en plattelands, tot in de eerdere, 18de- en 19de-eeuwse pogingen tot stadvorming toe. Vergeleken met aardige oude provinciestadjes als Kecskemét of Pécs was het nieuwe Boedapest van een andere orde. Nergens in Europa was de tegenstelling tussen stad en land zo groot als hier, nergens hadden stad en land zo weinig raakvlakken.
In West-Europa was het in die tijd in de mode om te zeggen dat een radicale breuk met het verleden voorwaarde was om de ‘nieuwe wereld’ met succes te kunnen opbouwen. Nergens in Europa is dat recept zo letterlijk opgevat en uitgevoerd als hier.